142 ACAD. VAN BEELD. KUNSTEN TE 'S-GRAVENHAGE dat bij Kon. besluit van 29 December 1921 gunstig op het verzoek was beschikt. Nadat het reglement ter zake was vastgesteld, werd overgegaan tot de benoeming van prof. dr. F. W. Freiherr von Bissing, hoogleeraar te München, tot bijzonder hoogleeraar aan de rijks universiteit te Utrecht, om onderwijs te geven in de Egyptische en Voor-Aziatische Kunstgeschiedenis. Voor den leerstoel werd een Curatorium benoemd, bestaande uit de heeren dr. C. Hofstede de Groot en D. A. J. Kessler (buiten de Academie) en de heeren Lunsingh Scheurleer, Albarda en Bakels, leden van den Raad van bestuur. Uit hetzelfde jaar valt te vermelden de stichting van de „Vereeniging van vrienden van het Gips-museum”, met het doel het nog jonge Museum van reproducties van beeldhouwkunst op deugdelijke financieele grond slagen te vestigen. Den stoot daartoe gaf de aankoop der vermaarde collectie-Gerber te Keulen, die aan het Haagsche Museum het karakter zou geven van een ver zameling welke de geheele ontwikkeling der sculptuur zou illustreeren. Behalve de meest bekende Grieksche sculpturen, zooals fragmenten van het Parthenon-fries, de Niobidengroep, bevatte deze collectie de beroemde leeuwenbron uit het Alhambra en was bijzonder rijk aan Michel Angelo’s. Met Museum is daardoor in het bezit gekomen van de beide Medici-graftomben, zijn eerste Piëta, de z.g. Medici-madonna, de Mozes, enz. Wij doen slechts een greep. Het was een stoute onderneming. Directeur, adj.- directrice, conservator, met den amanuensis van Starren burg zullen zich de dagen nog wel herinneren van de herhaalde reizen naar Keulen, het moeilijk sorteeren van de voorwerpen, het voorloopig onderbrengen uit het schip in een schuur aan de Laakhaven en het geleidelijk

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1932 | | pagina 162