IN DE VIJFDE HALVE EEUW VAN HAAR BESTAAN. 143 De zooveel oudere zuster-instelling, immers van 1888 dagteekenende, stichting het Haagsch Museum van kunstnijverheid, onderging in 1921 een wat het beheer betreft meer formeele dan ingrijpende reorganisatie. Oorspronkelijk opgericht als onderdeel der Academie van Beeldende Kunsten, werd het Museum in een den 18en Januari van gemeld jaar gehouden ledenvergade ring geconstitueerd als zelfstandige vereeniging, welke bij Kon. besluit van 22 Maart 1921 werd goedgekeurd. Tegelijk werd goedkeuring verkregen op de statuten van Michel Angelo. het beelden-museum voor het 1923, toen voor het eerst bij transport naar de Prinsessegracht, waar eerst de eigen lijke arbeid begon van het opstellen te juister plaats en wat daartoe verder behoort. Maar tevens mocht de directie zich verheugen in de bewijzen dat deze belang rijke aanwinst voor de stad ’s-Gravenhage en haar Academie zeer gewaardeerd werd, o.a. door een subsidie van den Gemeenteraad en door de offervaardigheid van de „vrienden van het Gipsmuseum”. De werkzaamheden voor het ordenen en opstellen van de nieuwe aanwinsten vorderden zooveel tijd, dat eerst in 1923 de derde groote zaal, waarin reproducties van Italiaansche renaissance-beeldhouwwerken, voor het publiek kon worden opengesteld. De voorzitter de heer Lunsingh Scheurleer hield een openingsrede, waarin hij bijzonderheden mededeelde over de hier tentoongestelde voorname werken van de meesters der Italiaansche renaissance-sculptuur, inzonderheid de aandacht vesti gende op de uitnemend geslaagde reproductie van het praalgraf der Medicis van Van het groote nut van i onderwijs bleek in het jaar de examens M. O. handteekenen de candidaten in dit Museum en in het Museum van kunstnijverheid ge ëxamineerd werden in kunstgeschiedenis. De zooveel oudere zuster-instelling, immers

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1932 | | pagina 163