IN DE VIJFDE HALVE EEUW VAN HAAR BESTAAN. 163 zou worden, kunstvoor- ter verduidelijking van hetgeen besproken kleine tentoonstellingen georganiseerd van werpen uit de betreffende periode. Dat in den loop van het jaar 1929 een belangrijk aantal nieuwe leden tot de Academie toetrad, was voor een groot deel te danken aan den directeur en aan de interessante voordrachten, die ook door de leden bezocht werden. De heer Plantenga had het directoraat aanvaard te midden van de onderhandelingen met de subsidieerende lichamen over de vernieuwing van het oude Academie gebouw, reeds zoo vele jaren aan de orde en thans in het stadium gekomen, dat de Regeering, overtuigd dat de noodige verbeteringen en vernieuwingen ter voor ziening tegen dreigend brandgevaar niet tot voldoende oplossing zouden leiden, in beginsel toestemming ver leende tot den bouw eener grootendeels nieuwe Academie op dezelfde plaats. Aan den directeur werd opgedragen de plannen voor die verbouwing te ontwerpen. Hebben wij hierboven melding gemaakt van vele en velerlei geschenken en aanwinsten voor de drie musea, ook in 1930 werd de Academie bedacht door de erven van een drietal afgestorvenen, die in nauwe relatie tot de Academie hadden gestaan. Mevrouw de weduwe' Haver- manBirnie schonk een jaarlijksche gift van 200.— voor de stichting van een Haverman-fonds met name voor de afd. Schilderklasse, ten behoeve van bekwame doch arme leerlingen, benevens in bruikleen een figuur- studie van wijlen haar man. Van mevrouw de weduwe Frits Jansen verkreeg de Academie twee naaktstudies van de hand van haar man, benevens een Wedgwood- kinderservies voor het Museum van kunstnijverheid, terwijl ir. W. Th. Stoel, hoofdingenieur-directeur van den

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1932 | | pagina 184