DE OPKOMST IN DE 17DE EEUW
48
bezoek
1890 Dr. Hofstede de Groot bij een bezoek aan een
tentoonstelling van kunstwerken uit particulier bezit in
Berlijn in zijn catalogus aan, dat de twee geëxposeerde
belegeringen, op naam van C, Dieteken, door Daniel
Cletcher waren geschilderd. De verkeerde interpretatie
van de signatuur had een geheel apocryphen schilder
in het leven geroepen. De twee schilderijen behoorden
den Duitschen keizer. Het „Beleg van Grol” werd 23
April 1929 bij Mak onder den onjuisten naam verkocht
en belandde daarna veilig in het Oranje Nassau Museum
te Den Haag, waar het geheel op zijn plaats is, daar in
den inventaris van de Haagsche paleizen van 1632-1634
hetzelfde stuk vermeld wordt als hangende „op de
galderije van Zijne Excellentie”1). Hiernaast hing op
het Stadhouderlijk kwartier het „Beleg van ’s Hertogen-
bosch” „mede door den ingenieur Clitsert geschilderd”,
en op de „galderije van Mevrouw de princesse” hing
nog een landschap „daer Moses uyt het water gehaelt
wort, door Clitsert gedaen”. Het „Beleg van ’s Hertogen-
bosch” bevindt zich heden nog in het „Niederlandisches
Palais” in Berlijn, waarheen het met het „Beleg van Grol”
in 1720 werd vervoerd2). De bijbelsche voorstelling is
nog niet terecht; kort geleden echter heeft Dr. A. Bredius
voor het Bredius Museum een pittoresk nachtstuk ver
worven, duidelijk geteekend: D. Cletcher.
Wie was nu de ingenieur D. Cletcher? Een kaart met
het beleg en de inneming van Maastricht in 1632 door
C. Visscher te Amsterdam naar teekeningen van
Daniel vervaardigd en in 1633 gedrukt, verschaft ons
1) Nagelaten aanteekeningen van Dr. C. Hofstede de Groot,
door mej. Dr. S. W. A. Drossaers in Oud Holland 1930, pag. 204
en 215 gepubliceerd.
2) Door de Pruisische afstammelingen van Keurvorstin Louise
Henriette van Oranje, oudste dochter van Frederik Hendrik.