60
IETS OVER TOBIAS BOAS EN ZIJNE RELATES
het verkeerde
aan Z. Hoog
kamer te Dillenburg, die hem door bemiddeling van
L. M. Zurkann in Frankfort werden overgezonden.
En herhaaldelijk worden posten, die daarop betrek
king hebben en over Boas geloopen hebben, in de
administratieve bescheiden van de Stadhouderlijke
boekhouding aangetroffen.
Maar ook bij de financieele regelingen, die voort
durend noodig waren om de geldmiddelen van den
Stadhouder op peil te houden, speelde Boas een aller
belangrijkste rol. En zulks niettegenstaande hij door
enkele personen van de hofhouding en in het bijzonder
door den Thesaurier-Generaal Rentmeester Mr. H.
Reigersman liever uitgeschakeld zou zijn geworden.
Hierbij blijkt dan alweer overduidelijk dat de Prins
zelf Boas bijzonder hoogacht en hem in alles gekend
wil zien en gebruikt, hetgeen mede het inzicht was van
den Raad F. Boemer.
Reigersman en Boemer waren het diametraal oneens
en zooals nog aleens gebruikelijk was en ook nog in
onzen tijd is, poogde Reigersman door zoo’n heel klein
beetje anti-semitisme aan den Prins toe te dienen,
dezen tegen Boas in te nemen. Uit Reigersmans brief
aan den Prins van 27 Nov. 1768 is duidelijk te proe
ven, dat hij daarmede bij den Prins aan
adres was en de excuses,die hij daarover
heid maakt bewijzen dit overduidelijk.
De zaak zelve was de volgende. De Prins had voor
zijn hofhouding 100 a 150 duizend gulden noodig. Boas
was bereid dit bedrag ter beschikking te houden tegen
een rente van 4% ’s jaars. De Prins zou dit bedrag niet
in eens behoeven op te nemen, maar daaruit kunnen
putten naar gelang van de behoefte en slechts rente
betalen van de opgenomen gelden. Dit voorstel had
den steun van Raad Boemer.