MET HET STADHOUDERLIJKE HOF 67 en duidelijk ging. De heeren soude konnen Rentmeester- Banquier soo 30. Maart 1769. Bij schrijven Reigersman en de 425.000 gld. in 21/2 obligaties zullen zijn geplaatst. Maar 23 Mei 1769 was er alweer geldgebrek en moest bij Boas a 4 geld worden opgenomen, Evenzoo In Maart daaraanvolgende kocht de Prins van den Koning van Pruisen de Heerlijkheid Montfort voor 275.000 gld. De financiering van dezen aankoop baarde veel zorg. En hoewel Boas reeds vroeger had beloofd zooveel geld te zullen fourneeren als noodig mocht zijn, was de Thesaurier-Generaal onderhandelingen begon nen met twee onbekende Amsterdamsche makelaars of bankiers, met voorbijgaan van andere bankiers. De heele negotiatie moest 420.000 gld. bedragen, waarlijk geen klein bedrag voor dien tijd, en de Raad was bang, dat wanneer het er op aan zou komen, de beide ban kiers de middelen wel eens niet konden hebben. De Raad wilde dan ook zekerheid hebben blijkt dat hij het liefste met Boas in zee schreven toch: „Dat Uwe Hoogheijt ons authoriseeren om den Thesaurier en Generaal Mr. C. Reigersman af te vragen en te ge lasten sig sonder uytstel positive te declareeren oft hij deese te negotieeren 420.000 gld op den vorigen voet tegen 2^ opgeit wil overnemen en daervoor instaan dat van de selve een somme van 275.000 gld tegens het eynde van de maand Mey a.s. in gereedheyt sal sijn gebragt en dat de overige 145.000 gld binnen een oft twee maanden daerna geincasseert sullen werden. Mits gaders, om wanneer de Thesaurier en Rentmeester- Generaal al het selve niet soude willen aanneemen alsdan desweegen met Tobias Boas ofte een ander favorabel doenlijk te contracteeren. F. H. E. Wassenaar en F. Boemer.” van 14 April 1769 accepteert echter neemt de verantwoording op zich dat

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1932 | | pagina 82