OFFICIEREN IN WERKELIJKEN DIENST IN 1843 75 den het departement verdient, wordt ongedul- nog niets wezenlijks is verrigt, en er even- zeven maanden zijn verloopen sedert de hoofd van dig, dat er wel reeds Schout bij Nacht Rijk het bestuur der marine heeft aanvaard”. Dit ongeduld uitte zich echter in scherpe woorden, de eenige van dien aard in het vlugschrift, welke dan ook door Backer Dirks (bl. 428 van zijn hiervoren aan gehaald werk) zijn aangehaald, dat Zijne Excellentie ook na aftrek van alle overdrijving van hetgeen bij zijn optreden van hem werd verwacht „tot hiertoe ook aan redelijker verwachting niet heeft voldaan”. Maar nu de indruk in den Haag. In een brief van F. C. O., onderteekend yours Jan” van 2 Februari 1843 lezen wij: „De uitgeving van zekere brochure onder de letters F. C. O. heeft in 's Gravenhage vele en groote sen satie verwekt, Ca est tombé comme un coup de foudre te midden van de vlambare stoffen; de Ambtenaren aan het Ministerie zijn woedend; Prins Hendrik 1) wil de demissie bezorgen van hem die het geschreven heeft, de Directeur-Generaal 2) is er stil van, doch laat er zich zoo sterk niet over uit; Zijne Exc. heeft gezegd dat hij nog niet lang genoeg aan het Departement was om iets te kunnen doen, dat hij slecht geassisteerd werd, dat het boekje niet zoo kwaad, maar niet in alles juist was wat het vermeldde. Wat Z. Exc. het meeste leed deed was dat de schrijver op eene kwaadaardige wijze de Staten-Generaal tegen Z. Exc. poogde in te nemen; aan het ministerie wordt veel moeite gedaan om uit te vinden wie de schrijver is”. -1) Toen Luitenant ter zee 1ste klasse, broeder van Kroonprins, den lateren Koning Willem III. 2) In 1844 werd de Minister van Marine zoo betiteld.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1932 | | pagina 90