SCHRIJVEN OVER MARINEZAKEN DOOR 76 Jhr. C. G. van Hoogenhouck Tulleken, Luitenant ter Zee 1ste klasse, Ridder Militaire Willemsorde, drager van het Metalen Kruis en van de Citadel Medalje. 2) D. W. Hartman, drager Metalen Kruis, werkzaam op het departement. Die „kwaadaardige wijze” moet slaan op hetgeen aan het einde der brochure vóór de peroratie gezegd wordt: „Het ware te wenschen, dat de Marine door een of meerdere Leden, zoowel in de eerste als tweede kamer van de Staten-Generaal wierd vertegenwoor digd; onzes inziens zoude vooral een ervaren Hoofd- Officier van dat wapen in de tweede kamer, den leden belangrijke inlichtingen kunnen geven in zaken, die hen natuurlijk onbekend moeten zijn; zooals de kamer zich echter nu heeft betoond, is evenwel alles van hare belangstelling in de Marine te verwachten; wij hebben getracht hare belangstelling door deze regelen te ver levendigen: het belang der Marine voor Nederland te betoogen is overbodig”. Zij die onder de Grondwet van 1848 zijn geboren en de parlementaire ontwikkeling beleefd hebben, kunnen zich moeilijk voorstellen, dat de Staten-Generaal hier op „kwaadaardige wijze” tegen den Minister worden opgezet. Die opvatting van een hoofd van een depar tement van Algemeen Bestuur teekent wel eigenaardig de toenmalige mentaliteit van regeeringspersonen ten opzichte van de Staten-Generaal. Maar om tot den brief terug te keeren. Deze ver volgt: „Tulleken i) was juist in 's Gravenhage en door het geschrift geheel aangestoken en ik mag zeggen bijna in te groote drift en opgewondenheid geraakt; hij heeft met Hartman 2) (schrijver van de 2de kl.) in het Zuid Hollandsche koffyhuis al hevige woordenwisse ling daarover gehad en is op het punt geweest deze

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1932 | | pagina 91