OFFICIEREN IN WERKELIJKEN DIENST IN 1843 77 een pak slaag te geven daar ziet men hem dan ook voor den schrijver aan. Hij gaat verder en verder en is dikwijls op het punt verkeerdheden te doen”. De rol in deze aangelegenheid gespeeld door dien driftigen vriend, die hetzij hier ter loops vermeld met onderscheiding zijn loopbaan in de marine heeft vervolgd, is niet duidelijk. In het vervolg van den brief zegt de schrijver, dat hij dezen morgen bij hem is gekomen ,,met een allerhevigst stuk, dat te veel naar rebellie geleek om van effect te zijn”. De schrijver had getracht hem iets dergelijks af te raden, maar dat was hem niet gelukt. Toen had hij „zijne woorden gemodi ficeerd als volgt:” ennu is dit gedeelte uit den brief geknipt. Dan wordt voortgegaan. „Ook na mijne verzachting ziet het ding er schrikkelijk gevaarlijk uit”. De briefschrijver raadpleegt dan Zillesen over de mid delen om tijd te winnen en het stuk niet geplaatst te krijgen. Het uitknipsel zal door Tulleken aan Zillesen ge zonden zijn in een brief gedagteekend 4 Februari met spoedbestelling uit Rotterdam „Hof van Berlijn”, waarin hij opdraagt: „Dadelijk mijn naam aan den Redacteur opgeven van het Handelsblad, en de an nonce tegen geld laten plaatsen”. Van dienzelfden dag nog is er een brief uit Rotterdam van Jan, mede onder- teekend door Tulleken, waarin wordt verzocht om „zonder eenig verwijl” de annonce naar de Arnhem- sche courant te zenden, wanneer de redactie van het Handelsblad „om welke redenen ook mogt difficul- teeren” om haar te plaatsen. De annonce schijnt in het Handelsblad te zijn opgenomen, want Jan verzoekt 7 Februari aan Zillesen alles aan Tulleken te zenden wat voor X. X. bij genoemd blad zal inkomen. Wat zij inhield, is allerminst op te maken uit de daarbij

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1932 | | pagina 92