94 DE KUNSTVERZAMELINGEN VAN STADHOUDER
waarbij hij zich o.a. als volgt uitdrukte: „J’avais désiré que
Sa Majesté Trés Chrétienne voulüt de son propre mouve
ment rendre a chacun cequi lui appartient. Comme Elle
n’a pas su s’y résoudre, il ne nous restait que d’employer
des moyens plus violents. Nous nous saisissons de la pro-
priété du Roi et de l’Etat et je suis disposé a y porter la
première main”.
Toen men nu inzag dat dit geen ijdele praatjes waren,
wist hij de hekken te doen ontsluiten en het Louvre binnen
te dringen.
Na de Pruisen kwamen de Hessen aan de beurt en werd
door den gouverneur von Müffling de nationale garde
vervangen door een compagnie Engelschen.
Ten slotte verschafte de Hollandsche Commissie zich
toegang en konden, onder oorverdoovend geklop en ge
hamer zooveel mogelijk de stukken worden uitgezocht,
waarbij de door J. Teissier opgemaakte catalogus van
1795 goede diensten bewees. Toen men de schilderijen
afgenomen had, zag men eerst hoe weinig de Franschen
eigenlijk zelf bezaten, wat een hunner de klacht ontlokte:
„O mon Dieu, il ne nous reste que les murs”, want in de
groote galerij telde men slechts 287 schilderijen. Van 19
tot 22 September bracht men de schatten over naar het
hoofdkwartier van Prins Frederik, het hotel van kardinaal
Fesch, 67alwaar ze in allerijl in solide kisten gepakt, op
lange ziekenwagens geladen, onder militair escorte naar
Brussel werden vervoerd. Daar bleven de zuidelijke stuk
ken achter, en die voor 't noorden bestemd te Antwerpen.
Een K.B. van 1 November 1815 beval de overbrenging
naar de residentie. Het blijkt dat R. Fagel op 30 Septem
ber aan Chassé een voorloopige mededeeling zond, inhou
dende: „ten eynde U een detachement Koninklijke troepes
„in gereedheid houde om eerst daags het Kunst-Kabinet,
„aan Z.M. behoorende, uit Parijs naar Nederland te