PRINS WILLEM V EN HARE LOTGEVALLEN
107
In 1823 kwam een mildere bepaling en werd het
museum dagelijks van 1 tot 3 uur voor het publiek toe
gankelijk gesteld, met uitzondering van den Zaterdag,
dan moesten zeker de lokalen schoongemaakt worden.
Teissier bleef er tot aan zijn overlijden in 1821 en werd
vervangen door den toenmaligen inspecteur, den teekenaar
N. J. W. C. Heideloff tot 1837, die op zijn beurt in 1824
zijn kunstbroeder J, Heideberg was opgevolgd. Tot 1892
was er als opzichter werkzaam de lithograaf A. C. Nun-
nik. De functie van Directeur werd, na Steengracht’s over
lijden, van 1841.1874 waargenomen door den Secretaris
generaal van Buitenlandsche Zaken Z. Mazel, terwijl
de bankier P. J. Landry van 18371866 het onder-direc-
teurschap vervulde.
Jhr. Mr. J. K. J. de Jonge volgde Mazel op en na zijn
geheel onverwacht overlijden in 1880, werd de sedert
1876 als onder-directeur opgetreden schilder Simon van
den Berg tot April 1889 met de directie belast, opgevolgd
door den adjunct-directeur van hetNederlandsch Museum
voor Kunst en Geschiedenis te Amsterdam Dr. Abraham
Bredius, die sedert een Europeesche vermaardheid zou
verkrijgen. In de vacature van den chef van het Ministerie
van Binnenlandsche Zaken Mr. C. Telders, werd in Juni
1891 voorzien door de benoeming tot adjunct-directeur
van den later als kunsthistoricus zoozeer bekenden Dr.
Cornelis Hofstede de Groot, toenmaals conservator bij het
Koninklijk Prentenkabinet te Dresden, wiens groote werk
kracht voor het museum van zeer bijzondere beteekenis is
geworden en aan wien meerdere aanwinsten te danken
zijn.
Onder het directoraat van Dr. Abraham Bredius 1 Juni
188930 Juni 1909) is niet alleen de verzameling door
aankoopen, geschenken en legaten sterk uitgebreid, maar
hij heeft ook den inwendigen dienst gereorganiseerd. Van