114 DE KUNSTVERZAMELINGEN VAN STADHOUDER
alsmede het Kabinet van Natuurlijke Historie, zouden
worden gevestigd. Ook Koning Lodewijk wenschte zich
op het voetspoor zijns broeders te omringen met de cory-
pheeën op het gebied van wetenschap, letteren en kunst,
die den glans van zijn Hof zouden verhoogen. Voorloopig
zouden de verzamelingen, hetzij in het Trippenhuis of in
het Oud Manhuis worden geplaatst. Het prentenkabinet
was bereids naar Amsterdam overgebracht.
Maar de omstandigheden hebben gelukkig voor Den
Haag van al deze schoone voornemens de uitvoering
belet, daar de bibliotheek met de schilderijencollectie in
1809 aan de stad werd geschonken.
Bij de inlijving van ons land, werden de bij de verschil
lende departementen en de militaire school bestaande
boekerijtjes overgebracht naar de „Groote Hollandsche
Bibiliotheek”.
Opnieuw zou echter de met zooveel toewijding bijeen
gebrachte boekerij een aanzienlijk verlies lijden en diens-
volgens ingrijpende wijzigingen ondergaan.
Ingevolge het Keizerlijk besluit van 8 Augustus 1812
werd aan den bibliothecaris de opdracht verstrekt door den
Minister van Binnenlandsche Zaken, graaf de Montali-
vet om een omstandig rapport uit te brengen aangaande
den toestand der bibliotheek. Dit zou de eerste stap zijn
die tot de overbrenging der geheele bibliotheek naar Parijs
moest leiden. Tengevolge van de daartegen geuite protes
ten, werd niet alles opgeëischt; echter moesten zoowel de
fraaiste boekwerken, als incunabelen en gravures, die aan
de Bibliothèque Nationale ontbraken, uit de Haagsche
Bibliothèque Publique worden aangevuld. Te dien einde
was de conservator van het prentenkabinet Joly uit Parijs
overgekomen. Voor de tweede maal gingen onze kostbare
kunstschatten de grenzen over.
Na zijn berooving stond Keizer Napoleon de biblio-