116 DE KUNSTVERZAMELINGEN VAN STADHOUDER Z.M. uit derlijk beheerd door Jhr. Jacob Steengracht van Oost- kapelle en Van de Kasteele. De collectie munten, pennin gen en gegraveerde steenen kwam uit Amsterdam terug en werd als zelfstandig geheel gesteld onder Jhr. Mr. J. C. de Jonge.97) Het Kabinet van Zeldzaamheden werd door den Koning aan de Hoogeschool te Leiden geschonken, terwijl tot bibliothecaris van de nieuwe Rijksinstelling werd benoemd C. S. Flament. Door de milddadigheid des Konings werd de instelling achtereenvolgens verrijkt met vele aankoopen, die hij uit eigen middelen bekostigde. In 1819 volgden handschrif ten en boekwerken, in 1749 voor de Dillenburgsche biblio theek aangekocht en sedert schonk de Koning nog tal van kostbare manuscripten en zeldzame werken. 98 Bij de gestadige toeneming en den nog te verwachten toevloed der verzamelingen, moest men er op bedacht zijn om over meerdere ruimte te kunnen beschikken. Nu het Mauritshuis daartoe niet meer de gelegenheid bood, werd de geheele bibliotheek op 18 Mei 1819 weggevoerd en overgebracht naar haar tegenwoordige bewaarplaatsen in de 18 zalen van het voormalige paleis van den Kroonprins in het Voorhout. De openstelling werd in de 's-Gravenhaagsche Courant van 26 Januari 1821 als volgt geannonceerd: „De Koninklijke Bibliotheek, bij besluit van „het zoogenaamde Prins Mauritshuis op het voormalige „Paleis van Z.K.H. den Kroonprins in het Voorhout over- „gebragt, thans aldaar genoegzaam in orde hersteld zijnde, „wordt men hiermede gewaarschouwd dat dezelve, te be ginnen met den 5 Februari aanstaande en vervolgens drie „maal in de week, des Maandags, Woensdags en Vrij dags van 10 tot 2 uren, ten gewone gebruike van het ge- letterde publiek zal openstaan”.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1933 | | pagina 129