124 DE KUNSTVERZAMELINGEN VAN STADHOUDER
33) Op 19 December 1668 kocht Willem III van de Staten voor
8925 het Valkhuis, hetwelk in den eersten Stadhouderloozen tijd
aan den Staat was vervallen. Op 8 December 1672, bij de ver
heffing van den Prins tot de waardigheid zijner voorvaderen, werd
hem de koopsom gerestitueerd, op voorwaarde dat het gebouw
weder aan het domein zou worden overgedragen. De stallen en
het Valkhuis waren 16 April 1725 aan particulieren verkocht, doch
onder Willem IV weder ten behoeve der domeinen voor 16000
en 22000 onteigend. De gebouwen waren toen in tweëen gedeeld.
34) Zie ook: Consent Rekenkamer 5 Februari 1611 omtrent
„Seeckere oude huysinghe, staande opt Buytenhoff naest Allert
van den Hove, eertyts mede ane de smit ende sloot-
annex geweest zynde”. 8e boek appt.
Die Haghe 1913 p. 47.
Die Haghe 1909 p. 16.
Jaarlijksche recognitie t.b. der Grafelijkheid 6.
Inventaris der juweelen en paarlen, opgemaakt 5 Juli 1784,
Claess, smit
maeckery van den Hove
35)
36)
37)
38)
en deze preciosa voortaan bestemd als tot het huis van Nassau
te behooren en derhalve door den eerstgeboren prins bezeten.
38In 1779 was ten behoeve der hofhouding ongeveer 773.000
meer uitgegeven dan ontvangen en in 1782 vorderden^ de onder
houdskosten der eigendommen in en om den Haag 17000 en ’t
volgend jaar 19000.
Het gemiddelde over 10 jaar gaf aan baten ƒ528.000 ’s jaars,
de uitgaven, met inbegrip van pensioenen en uitkeeringen 618.000,
derhalve een te kort van 9Ö000. Zie: „Opgaaf door de Heeren
Raaden en Rekenmeesters aangaande den Staat zijner erfgoederen
en inkomsten hier te lande gelegen en genoten, aan de Fransche
representanten, 9 Februari 1795. N.A. Konst- en Letterbode 1795.
p. 117.
40Reeds in October 1794 had zijn gemalin de mogelijkheid
voorzien dat het Vorstenhuis wel eens in den geduchten maal
stroom dier dagen ten onder zou kunnen gaan en had, zoowel
haar eigen bezit aan kostbaarheden, als dat der erfprinses, aan
haar dochter in Brunswijk gezonden. De laatste overgebleven
preciosa uit het rariteitenkabinet moesten door haar, als weduwe,
uit nooddruft in 1806 te Londen worden verkocht. In 1813 werd
door de energieke Vrouwe het Hollandsche legioen van Oranje
uitgerust en het kapitaal daartoe verstrekt door de bankiershuizen
Aarons te Berlijn en Van Olden te Amsterdam. Hiervoor werden
verbonden alle roerende en onroerende goederen in Polen en Silezië,