INTERNATIONALE FIGUREN
184
zijn zoon op om de geheel gereed zijnde redevoering te
’s-Gravenhage te komen voorlezen. Hij deed het; hij nam
in de eerste rij der genoodigden plaats naast den zetel, die
door zijn vader zou zijn ingenomen en die met een krans
was bedekt. Hij won de sympathie van geheel de bijeen
komst door zijn eenvoud en zijn bescheiden waardigheid,
en hij gaf aan de redevoering van zijn vader juist op die
wijze nog grooter relief, dan deze wellicht zelf daaraan
had kunnen geven.
Zien wij naar de figuren, die in 1899 zich helder tegen
den Haagschen achtergrond afteekenden, dan mogen wij
voorzeker de Amerikaansche delegatie, althans de voor
naamste hater leden niet vergeten. Aan het hoofd dier
delegatie stond de heer White, op dat oogenblik en nog
geruimen tijd daarna Amerikaansch gezant te Berlijn,
die van zijne ervaringen belangrijke memoires heeft nage
laten. White raakte geweldig geïnteresseerd in het werk
der Vredesconferenties, gelijk trouwens de Amerikaan
sche delegatie toen en later eene levendige belangstelling
toonde. White heeft later tot tusschenpersoon gediend
teneinde Carnegie’s belofte voor de stichting van het
Vredespaleis ten uitvoer te leggen. Maar zulks was op dat
oogenblik nog ver. De periode, die White’s aanwezigheid
te ’s-Gravenhage heeft gekenmerkt, heeft vooral gelegen
in die moeilijke week, toen, tengevolge van de door
Duitschland afgelegde verklaring, geheel het Permanente
Hof in gevaar dreigde te komen. Bertha von Suttner be
schrijft ons Stead’s ontroering toen hij vernam van het
voornemen van drie groote Staten: Rusland, Engeland en
Amerika, om voorstellen in te dienen voor de stichting van
een Permanent Arbitrage-Hof, dat vijf jaren tevoren nog
tot de onmogelijkheden werd gerekend. Amerika had, het
teekent White’s verzoenenden geest, concessies aan het
Engelsche voorstel gedaan, gelijk ook Rusland het deed.