IN HAAGSCHE OMGEVING
187
ring aan dien Amerikaanschen nationalen feestdag van
4 Juli, waarop men naar Delft toog. Het was voor den
eersten keer, dat het Gemeentebestuur van Delft zich ge
plaatst zag tegenover eejn dergelijke bedevaart, want
Grotius’ graf en Grotius’ standbeeld lagen eenigszins ver
laten na de onthulling van jaren geleden, waarbij dezelfde
Minister de Beaufort, die nu namens de Nederlandsche
regeering dankte voor het eerbewijs, de groote rede uit
sprak. Maar hoevele malen is men daarna niet naar Delft
gegaan! Geen bijeenkomst van beteekenis op internatio
naal rechtelijk gebied heeft sedertdien meer in Den Haag
plaats gehad of men is de tol van eerbiedige bewondering
gaan brengen aan Grotius’ nagedachtenis! Het Instituut
voor Internationaal Recht is er in zijn geheel in 1923
naar toe getrokken, en ook de plechtigheid der nationale
herdenking van dat jaar speelde zich in het koor van de
Nieuwe Kerk af.
Holls, om bij deze forsche en merkwaardige figuur te
blijven, was in zooverre een voorlooper van James Brown
Scott, die de Amerikaansche delegatie in 1907 vergezelde,
dat vermoedelijk voor hem een belangrijke loopbaan op
dit gebied zou zijn weggelegd, ware hij niet vroegtijdig,
ongetwijfeld te vroeg, komen te overlijden. Dat hij een
plaats verkreeg in het kleine comité, dat uit het midden
der derde Commissie werd gevormd teneinde als zgn.
Comité d’Examen de ingekomen voorstellen te onderzoe
ken en te coördineeren, spreekt voor het vertrouwen, dat
de eigen delegatie in hem had, maar ook voor het aanzien,
dat hij in den Haagschen kring genoot. Want, geen Con
ferentie daarvoor of daarna heeft een comité gekend van
het eigenaardig karakter van dit Comité d’Examen. Het
waren rechtsgeleerden uit de meest verschillende landen,
die hier met elkander overleg hadden te plegen, maar het
werden in den loop der debatten collega’s, die met elkan-