IN HAAGSCHE OMGEVING
189
Descamps te danken, dat uit den smeltkroes der beraad
slagingen het helder gesteld ontwerp voor het Haagsche
Verdrag van 1899 voortkwam. Descamps had reeds ge-
ruimen tijd in de Interparlementaire Unie gearbeid; van
zijn hand was in 1897 de memorie, tot de groote Mogend
heden gericht, die een direct gevolg was van de Haagsche
beraadslagingen in 1894. Descamps was niet alleen een
scherpzinnige, maar ook een werkzame man. Van de rap
porteurs, die in 1899 werkzaam waren, spande hij de kroon,
want zijn rapport, het moeilijkste, was in slechts weinige
dagen gereed. Descamps versmaadde daarbij alle hulp,
behalve die van de stenografen uit den Senaat te Brussel,
die hij verzocht over te komen, en die het rapport in korten
tijd in elkander zetten. Zoo kon het, spoediger dan men
verwacht had, behandeld worden en zoo behoefde de
Haagsche Vredesconferentie niet langer dan tot einde
Juli 1899 bijeen te blijven. Dat is een groot voordeel ge
weest tegenover 1907, toen men later begon en veel meer
te behandelen had. Toen werd het midden October, en
van meer dan een gedelegeerde kon men hooren, dat het
Hollandsche klimaat, vooral in den herfst, zich weinig
door vriendelijke zonnigheid onderscheidt.
Twee elementen overheerschten de eerste Vredesconfe
rentie: het militaire en het juridische. Tegen het talrijk
aanwezige militaire element, is in die dagen dezelfde
onjuiste argumentatie vernomen, die werd herhaald toen
voor de Ontwapeningsconferentie van den Volkenbond
de Nederlandsche regeering hare militaire raadslieden
tegelijk als gevolmachtigden aanwees. De argumentatie
dat, zooals een der gedelegeerden zelf het uitdrukte, men
naar een conferentie, die ten doel zou hebben de schoenen
af te schaffen, geen schoenmakers zou afvaardigen. De
vergelijking gaat daarom niet op, omdat het tevoren vast
stond, dat men zeer zeker niet tot geheele ontwapening