SIMON DE LA VALLÉE
22
den zoon uit zijn tweede huwelijk,
van haar, nóch van
Henry.
Niet geheel onmogelijk zou het echter zijn, dat de be
schuldiging gericht was tegen zijn eerste vrouw, Pauline
de Coulas, die nog in 1643 in leven was, toen haar steun
gevraagd werd voor den zoon uit haar huwelijk met onzen
bouwmeester, Jean de la Vallée, „opdat deze zijn hand
werk zou kunnen voortzetten en zich bekwamen voor den
toekomstigen dienst der kroon”,1) Maar wij kunnen
moeilijk aannemen, dat Simon van zijn eerste vrouw niet
gescheiden zou zijn geweest, vóór hij zijn volgende huwe
lijken aanging; véél op dit gebied is echter raadselachtig
in het leven van den hofarchitect en zal vermoedelijk altijd
onbekend blijven.
Wij weten alleen, dat Simon de la Vallée, toen hij in
Mei 1637 te Stockholm aankwam, vergezeld was van zijn
toen zeventienjarigen zoon Jean. Ook daar schijnt men
zijn talent te hebben gewaardeerd, want nadat hij onge
noegen had gekregen met Ake Tott, werd hij op 9 Maart
1639 benoemd tot koninklijk bouwmeester, door bemid
deling van den Zweedschen rijkskanselier Axel Oxen-
stierna, voor wien hij o.a. het slot Fiholm Söderman-
land) ontwierp, terwijl hij eveneens plannen teekende
(omstr. 1641) voor het vermaarde Riddarhus te Stock
holm, die echter eerst later, en zeer gewijzigd, onder zijn
zoon Jean tot uitvoering zouden komen.
Maar ook hier bracht zijn onstuimig temperament hem
velerlei moeilijkheden en tenslotte het bij zulk een geaard
heid in die tijden bijna onvermijdelijke einde: in den laten
avond van 20 November 1642 werd Simon de la Vallée
1) Brief van Gabriel Oxenstierna aan E. Oxenstierna, van
24-1-1643, aangehaald door Sten Karling, Tradgardkonstens his-
toria i Sverige, p. 388 en 593.