JOHAN SAMUEL CASSA
47
van
Wij doen aan Cassa’s dichtkunst waarschijnlijk de
meeste eer er geen woord verder aan te wijden.
Zijn voldoening over zijn werk begrijpen wij overigens
volkomen. Meer dan 68 deelen waren in korte beschrij
vingen wezenlijk samengevat en deze in alfabetische volg
orde gerangschikt, dit alles terwijl hij zijn ambtstaak,
welke zeker geen sinecure was, te vervullen had.
Wie zou na deze praestatie niet gaarne voor goed
een dergelijken arbeid afscheid genomen hebben?
Johan Samuel Cassa dacht er anders over. Hoewel
de drukproeven van de indices op de resolutiën over
de jaren 1760—1770 weldra te wachten waren, heeft
hij spoedig een nieuw indiceeringswerk ondernomen,
thans van de resolutiën van Gecommitteerde Raden van
1621 1756, welke niet minder dan 125 foliodeelen om
vatten. De prikkel van een ruime geldelijke belooning, die
bij den vorigen arbeid ongetwijfeld bestaan heeft, is hierbij
waarschijnlijk afwezig geweest. Een besluit van Gecom
mitteerde Raden, waarbij zij een belooning voor dit werk
in uitzicht stelden, hebben wij althans niet aangetroffen.
Ook deze indices kwamen snel tot stand. In 1776 was
de index op de eerste serie der deelen voltooid, een zwaar
foliodeel; in 1777, 1778 en 1779 verschenen de volgende
drie deelen. Dan wordt het werk plotseling afgebroken.
Het is Cassa te druk geworden. In de woelige tijden,
welke thans in de Republiek aanbraken, werden de ver
gaderingen der Staten frequenter en langduriger, waarop
b.v. de zware deelen der resolutiën dezer jaren onmisken
baar wijzen. Maar bovendien, Cassa had een tweede ambt
naast zijn hoofdambt aangenomen.
In 1781 was het ambt van commies ter correctie van de
gedrukte depeches door den dood van Albrecht Bosch
opengekomen. Cassa, die met De Riemer naar deze be
trekking solliciteerde, werd hiervoor uitverkoren.