JOHAN SAMUEL CASSA
50
diende. Dit laatste werd zelfs vrij minitieus beschreven.
Nadat dan de kasten A en B behandeld waren, komt
Cassa voor de kasten I en K te staan, waar de grafelijke
charters geborgen waren, welke tijdens de bewaring in
het kasteel te Gouda zoo deerlijk geleden hadden.
Hij is hier van verbazing geslagen: „Nu overgaande
tot kas Litterae I en K zoude men voor dezelve staande, zig
kunnen verbeelden een kruidenierswinkel te zien met 50
laden kruidenierswaren opgevuld om derzelver gedaante
en uitwendige vertooning; het oppervlakkig inzien der-
zelve moest groote hoop geven van een loffelijke anti
quiteit in dezelve te vinden. Dog hier zal de schijn merke
lijk bedriegen, want het grootste gedeelte derzelve is zoo
vervuurd, verteerd en verrot, dat men zig heeft moeten
vergenoegen deszelfs oudheid enkel te conserveeren in
een uitwendige nieuwe rok van schoon papier en daarom
is het ook niet raadsaam geoordeeld den kostelijken tijd
te misbruiken en de attentie te vervelen met een stuks
wijze opnoeming derzelve in dezen inventaris”. Cassa vol
staat inderdaad met de opsomming van enkele stukken uit
verschillende laden.
Hij gaat dan over tot de beschrijving van de gesepo
neerde stukken in de zoogen. loketkasten A, B, AA, BB,
welke zeer belangrijk is.
Hij besluit dit gedeelte met een nieuwe ontboezeming:
„Welk een uitbreiding? dunkt mij te hooren vragen.
Het zoude mij aangenaam geweest zijn, als dit gedeelte
van den arbeid korter had kunnen vallen, maar ik moest
het oogmerk in het oog houden en ik durf gerust aan
een onpartijdig oordeel over laten of iemand die de ont
moedigende verwarring gezien heeft, de attentie, moeite
en aanhoudendheid, die tot het in ordre brengen van dit
alles onvermoeid noodig is geweest, niet veragten wil, niet
zal moeten overtuigd zijn, dat alle de aangewende