JOHAN SAMUEL CASSA
51
de charterkamer geweerd
de
Ruim een jaar later is de omwenteling gevolgd. Cassa's
positie was thans zeer wankel geworden. Wat kon zijn
taak zijn, nu het raadpensionariaat was afgeschaft? Voor-
loopig bleef hij gehandhaafd als commies van het Provin
ciaal Bestuur, speciaal ter beschikking van den president
der gewestelijke vergadering. Bij de bezuinigingen, die in
pogingen vrugteloos zullen zijn zonder dadelijke voor
ziening
1dat onbevoegden van
blijven
(2) dat niets daarvan afgegeven wort als onder een
geteekend recepis
De ordening zal eerst dan blijvend effect hebben: „vaer-
digheid en trouw in den arbeid strijden tegen gemak en
lafheid in pligt.”
Cassa gaat dan verder met de beschrijving van
kasten L en M., eenige kisten en koffers en eindelijk van
de liasborden aan den zolder. Hij besluit met de woorden
„Zonder ophef van eenen zoo lastigen arbeid is het bij
de voltooiing genoeg gezegt: „Ubi rerum testimonia ad-
sunt, non opus est verbis”. „De gestadige jager vangt
het wild” en eindelijk het vers:
„Heb dank ontfermend God voor uw verleende kragten
Om ijver, lust en tijd tot d' uitkomst te betragten
Zoo dat niet slegts beproefd, maar 't reeds is afgedaen
Door zegen op de vlijt, hoe ruim t vak mogt gaan.”
In April 1793 leverde hij zijn inventaris over. Het moet
Cassa voldoening gegeven hebben, dat de Gecom
mitteerde Raden hem in Juni 1793 tot officieelen bewaar
der van de charterkamer hebben gemaakt, en dat zij een
reglement op 't beheer der charterkamer vastgesteld heb
ben, waarin zijn wenschen omtrent den toegang tot de
archieven en het gebruik der stukken verhoord zijn.