JOHAN SAMUEL CASSA 52 x) Navorscher VI biz. 74. 1798 door het Intermediair Administratief Bewind inge voerd werden, werd zijn ambt naast dat van secretaris van het gewestelijk bestuur onnoodig geoordeeld. Een commissie heeft nog getracht voor Cassa het ambt van archiefbeheerder te behouden, maar ook dit kon geen genade in de oogen van het Bestuur vinden. In Februari 1798 viel het besluit tot opheffing en werd hij op 66- jarigen leeftijd tot ambteloos burger gemaakt. Is hij bijzonder gedupeerd geweest? Uit de jaren 1797 of 1798 dateeren waarschijnlijk twee verzen, welke gevonden zijn in een exemplaar van Van Beverwijk’s Werken der Geneeskonste 1), en beide van Cassa's hand. Gevoelde hij zich niet gezond, dat hij in dit geneeskun dig werk bladerde? Uit de verzen spreekt een berusting in een scheiden uit dit leven. In het eerste een vroom sonnet met den titel „Mijn offer” belijdt hij zijn geloof in Christus, in het tweede geeft hij een bespiegeling over de broosheid van het leven: „Die heden lachend bloeit, wordt morgen reeds begraven Een winter knakt de steel van onze levensbloem Geloofd zij God! Hij toont mij ’s hemels reede en haven ’k Zeil met mijn Heiland in, met hem dien ’k dankend [roem." Evenwel zijn einde was nog niet gekomen. Nog 16 jaren heeft hij in Den Haag aan het Westeinde, waar hij sedert 1783 woonde, mogen leven. Hij heeft de ver schillende staatsvormen beleefd, waarin de Republiek nog heeft voortbestaan, hij heeft het Koninkrijk Holland, de Inlijving en zelfs nog even het herstel der onafhanke lijkheid meegemaakt. Den lOen Februari 1814 is hij op 82-jarigen leeftijd

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1933 | | pagina 63