68 DE KUNSTVERZAMELINGEN VAN STADHOUDER
1
een gedeelte der ver-
voor het geringe bedrag van 50.000 voor 40 schilderijen,
den prins in handen kwam. Zij zou volgens testamentaire
dispositie op 18 Mei in het openbaar worden geveild, toen
de erfgenamen om den erfstadhouder ter wille te zijn
aan hem het geheele schilderijenbezit afstonden.
De beheerders der drie afdeelingen waren, elk op hun
terrein, zelfstandig voor wat aankoopen en gebruik hunner
verzamelingen betrof. Niet altijd boterde het tusschen de
directeuren, de goede verstandhouding ontbrak wel eens,
men zie daartoe de vermakelijke geschiedenis „Van een
aap in 1777” in het Jaarboek van die Haghe voor 1909.
Daar de verzamelingen, vooral het Rariteitkabinet van
1773, een zekere vermaardheid had verkregen en zich in
de belangstelling van hooggeplaatste personen mocht
verheugen, worden toegangsbewijzen voor de bezichtiging
afgegeven, gedrukt bij J. van Karnebeek. Het Natuur- en
Kunstkabinet werd o.a. op 10 October 1791 door den erf
prins van Brunswijk-Luneburg, den aanstaanden gemaal
van prinses Louise van Oranje, bezocht. Een opgetogen
beschrijving op bl. 26 der „Haagsche Princelijke en
Koninglijke Almanach voor 1791” noemt „het uitmuntend
Kunstkabinet”, zelfs „t geen door gantsch de waereld
„geroemd word als een verzameling van zeldzaamheden
„bevattende, daer in pracht en rijkdom, misschien in
„gantsch Europa, geen weerga van te vinden is”.
De schilderijencollectie was wel voor het publiek toe
gankelijk gesteld, maar op beperkte wijze, drie malen per
week van 11-1 uur en dan nog uitsluitend voor „Kunst
vrienden”.
Terwesten vermeldt in 1770 als
zameling 103 stukken.
Het Kabinet werd later nog aangevuld door over
brenging van schilderijen en miniaturen uit de paleizen in
en om Den Haag, uit dat der Friesche stadhouders te