I
PRINS WILLEM V EN HARE LOTGEVALLEN
69
Leeuwarden en uit het kasteel Oraniënstein in Nassau,
tusschen Dietz en Limburg.32) Verder schonken de Wed.
P. Steyn-Schellinger (Den Haag, 7 October 1783) en
de burgemeester van Citters, baron van Soelen en anderen
nog enkele schilderijen.
Toen de tijdsomstandigheden het Loo tot de residentie
van den erfstadhouder zouden maken, werden in 1788
verschillend meubilair en aan de collectie, nu 200 stukken
tellende, zeven stuks daaraan onttrokken en naar dit
paleis getransporteerd.
Een nieuwe uitbreiding had het Museum ontvangen
door de inrichting van een rariteitkamer en daartoe
waren in 1771 de noodige voorbereidingen getroffen. Op
13 Augustus van dat jaar droegen de gebroeders de la
Tour aan P. Heynsius, „landmeter en fabricq van Delf
land”, ten behoeve van Willem V voor 18.000 over,
twee naast elkander gelegen huizen en erven, met
een kamer daarnaast boven den stal 33toebehoord heb
bende aan den graaf van Portland (H. Bentinck). Het
grootste, dat vroeger insprong en in 1711 op de rooilijn
van Noyelle was uitgezet, was in huur bij den procureur
G. van der Ven voor 700 en het kleinste tegen 230 bij
F. Ie Chalas.
De geschiedenis dezer huizen is in 't kort als volgt:
De Kamer van Rekening trof in Februari 1611 met den
deurwaarder Jacob Schoutens een regeling omtrent ruil
van de door dezen bewoonde woning op het Binnenhof
tegen het op het Buitenhof staande huisje, hetwelk vroeger
„annex aen dat Allert Claess hofsmit en slootmaker was
possederende”. 34Aan Schoutens wordt nu in Juni d.a.v.
vergund om het zeer vervallen pand af te breken en te
doen vervangen door „een schoon nieuw huys opt rayon
van den muur van de Gevangenpoort”. Hij mocht geen