74 DE KUNSTVERZAMELINGEN VAN STADHOUDER Bergeijk geb. welke den Prins door Weduwe IJvo van v. Vugt voor 1400 werd overgedragen. Gierigheid kon dus den Prins allerminst worden ver weten, wel nobele spilzucht, waardoor hij heel wat liet verdienen. Willem V had weliswaar, een ruim inkomen; uit den Bataafschen Omwentelingsalmanak van 1797 blijkt dat de erfstadhouder nog in 1795 uit ’s lands pennin gen een inkomen toucheerde van 1.585.110 2 st. 8 penn., welgeteld. Het Stadhouderlijk huis genoot, naar diezelfde bron van 1748—1793 incluis van Friesland alleen de som van 3.570.167 8 st. 1 p. De totale kosten der hofhouding vergden in 1790 ruim vijf ton. De lijst van het personeel aan het Hof verbonden vulde dan ook eenige foliopagina’s. Onder het dienstpersoneel telde men talrijke lakeien, boden, zelfs „heidukken” of mooren. Daar waren de kamerheeren, met hunne dienaars, die voor den persoonlijken dienst des Stadhouders zorg den, dan de dames voor de slaapkamer zijner gemalin. Verder de hofmaarschalk, de opperstalmeester, de opper hofmeester, de dienstdoende edellieden en pages, lijf artsen, huiskapelaans etc. Even rijk voorzien waren de keuken- en staldepartementen, o.a. kleermakers, bewaar der der garderobe, koks, botteliers, waschvrouwen, de maarschalk, als hoofd der manege en stallen, koetsiers e.d. Dat de levenswijze van den erfstadhouder op die manier vrij wat geld kostte (het „genereux sang de Nassau” ver zette zich nu eenmaal tegen bekrimpen) kan blijken uit de op 19 Januari 1770 door den Raad der Nassausche domeinen ingediende memorie, waarin deze met allen eer bied Z.H. onder het oog brengt, dat: Wanneer de dépenses op den teegenswoordige voet blijven continueeren en daarvan geen redres gemaekt werd, gelijk meede indien uyt of weegens Uwe Hoogheits

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1933 | | pagina 86