76 DE KUNSTVERZAMELINGEN VAN STADHOUDER het venhage tot aan 1795 beleefde, voorbij en lichten uit den verderen loop der zaken alleen die gegevens, welke licht over de latere zwerftochten der verzamelingen kunnen verspreiden. In den avond van 18 Januari 1795 had de prins ons land verlaten. Vóórdat hij zich te Scheveningen inscheepte, waren elf bomschuiten vooruitgezonden, bevracht met zijn persoonlijke bezittingen uit het Stadhouderlijk kwartier. Daaronder bevonden zich met de familiejuweelen 40de meeste bewijzen van eigendom en verschillende preciosa uit zijn Kabinetten. Den 22en daarop kwamen reeds de Fransche generaals Moreau en Salme met een detachement cavalerie in Den Haag en namen intrek in den St. Jorisdoelen. De huzaren werden ondergebracht in de prinselijke stallen van het Valkhuis. Den daaropvolgenden dag verscheen de gene- raal-en-chef Charles Pichegru, opperbevelhebber van Noorderleger, die in het Oude Hof logies kreeg. Met brandend verlangen werd nu de komst tegemoet gezien van de vijf leden der Nationale Conventie, t.w.: Gillet, Bellegarde, Lacoste, Joubert en Poitier de l’Oise, in hoedanigheid van Commissarissen voor de Kunsten en Wetenschappen, die in het Stadhouderlijk kwartier een sprookjesachtig onthaal vonden. Hun vijfdaagsch verblijf kostte per hoofd niet minder dan 1000 per dag. De ontgoocheling zou maar als te ras volgen: de witte broodsweken waren spoedig voorbij. De heeren hadden in opdracht beslag te leggen: „sur toutes les productions des „arts et de la science, afin que de cette manière elles „deviendraient les monuments les plus glorieux de la „valeur des troupes fran^aises en attestant aux siècles a „venir le courage, le succès et la gloire de la nation”.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1933 | | pagina 88