PRINS WILLEM V EN HARE LOTGEVALLEN 77 De Romeinen hadden vóór hen hetzelfde gedaan, maar met minder franje. Vóór zijn vertrek uit deze gewesten had de erfstadhou der aan zijn Nassauschen domeinraad verzocht om zijne belangen te blijven behartigen. Al spoedig bevonden zich onder de leden der vele colleges, die hunne opwachting bij de Fransche Conventieleden maakten, ook de domein raad, die zich alras te beklagen had over de eigendunke lijke handelingen der Fransche agenten, wijl deze, onder de égaliteitsleuze, beslag hadden gelegd op de domein- kassen. Hun werd echter kortweg medegedeeld, dat de Fransche republiek alle door den „geweese tyran” achter gelaten bezit als oorlogsbuit beschouwde en hun werd gelast voorloopig hun taak te blijven vervullen. Tegen de inbezitname der door de Fransche bevrijders, krachtens oorlogsrecht (jure belli et occupationisop gevorderde vaste goederen van het Huis van Oranje, rees echter in de Vergadering krachtig verzet. Men wist hun op goede gronden te beduiden, dat zij daarop geen aan spraak konden doen gelden. Met de roerende eigendom men verging het anders, zij werden in bezit genomen en ook de prinselijke kabinetten deelden in dit lot. In allerijl werden nu bij besluit van het Comité van Algemeen Welzijn op 5 Maart 1795 alle Nassausche goe deren onder sequester gesteld, terwijl Mr. P. L. van de Kasteele op 6 April 1796 voorstelde om deze onder ééne administratie te stellen, waartoe op 13 Mei een commissie van vijf leden werd benoemd. Nader werd besloten, de goederen te distraheeren en in het openbaar te verkoo- pen, waarvoor Johannes Loke en Everardus Temminck gedelegeerd werden. De laatste kreeg spoedig daarop de benoeming tot inspecteur der nationale gebouwen. Een besluit van 26 Juli 1798 onthief weder de commissie van haar taak, de leden Egbert van Dompseler, notaris Johan-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1933 | | pagina 89