78 DE KUNSTVERZAMELINGEN VAN STADHOUDER nis Hermanns Noordbeek, Johannes Jacobus Loke en Alexander Willem Swart kregen eervol ontslag en voort aan werd de administratie gevoerd door den Agent van Financiën Isaac Jan Alexander Gogel41) en gingen krachtens art. 200 der Staatsregeling alle Nassausche onroerende goederen aan den Staat over. Intusschen was 10 Mei 1795 in Den Haag het beruchte alliantietractaat van „Vrede en Vriendschap” tot stand gekomen waarin bij art. 19 door de Fransche republiek aan die der Vereenigde provinciën al de onroerende goe deren van het Huis van Oranje,42) waren overgelaten en welk tractaat werd geteekend door generaal Rewbell en den gewezen abt Siéyès, verder door P. Paulus, W. A. Lestevenon, Matthias Pous en Huber. Hierbij werd 's lands onafhankelijkheid erkend, doch o.a, tegen een schadeloos stelling van lOOmillioen (immers: „en Hollande il pleuvait des ducats”) waarbij nog kwam het onderhoud en de uit rusting van 25.000 militairen, welk getal later nog al rek baar bleek,43) De ratificatie volgde op 27 Mei.44) Keeren wij thans weder terug tot de prinselijke Kabi netten. Op 19 Mei 1795 waren de Fransche commissarissen op het Buitenhof reeds druk bezig aan het inpakken van de schilderijen en kunstvoorwerpen. Den 7en Juni was men daarmee gereed en konden de kisten op wagens geladen, naar Frankrijk worden vervoerd. Te Brussel volgden de 270 geroofde kunstschatten uit het Zuiden. Op deze wijze maakte men zich in totaal van 460 schilderijen meester. Doch niet alleen de schilderijen, miniaturen en curiosa, maar ook de zeldzaamste handschriften, gegraveerde steenen en cameeën ontroofden de Fransche broeders hunnen bondgenooten. „Qui se fait brebis, loup le mange”. Enkele voorwerpen van historische waarde uit het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1933 | | pagina 90