86 DE KUNSTVERZAMELINGEN VAN STADHOUDER
allerlei soort” Cornells
i 25 Augustus 1808 de
Dr. E. J. Haslinghuis was zoo vriendelijk mijne aandacht te
afstand van zijn kortstondig bestuur en op 23 Juni 1806
deed Lodewijk Napoleon zijn intrede in de residentie als
Koning van Holland en reeds op 7 Augustus waren wij in
het gelukkige bezit eener nieuwe Grondwet.
Toen nu Den Haag, mede door de terughouding van
vele adellijke families, den Koning minder aanstond,
wenschte hij zijne residentie naar Amsterdam te ver
leggen. Hijzelf gaf voor daardoor aan de hoofdstad des
rijks, door de aanwezigheid van zijn, op zeer kostbare
wijze ingericht Hof, meer luister bij te zetten. In 't laatst
van April 1808 deed hij er met groot vertoon van praal
zijn intrede.
Reeds in den herfst van 1806 was door hem een com
missie ingesteld, met opdracht, een uitgebreid onderzoek
in te stellen naar de werking van in Frankrijk bestaande
instellingen op het gebied van Schoone Kunsten en
Wetenschappen. In verband hiermede, had de Koning
besloten Amsterdam tot een middelpunt daarvan te maken
en het o.a. alle groote herinneringen uit de schilder
kunst te wijden. Bij decreet van 21 Maart 1808 werd de
oprichting bevolen van een Koninklijk Museum, te vesti
gen in de aloude Amstelstad, dat bevatten zou: „Schilde-
rijen, teekeningen, verschillende werken van beeldhouw-
kunst en ciselure, gesneden steenen, oudheden, kunst
taken en zeldzaamheden van
Apostool werd bij decreet van
eerste bestuurder.
Uit het Nationaal Museum werden nu op 2 Augustus
1808 67 schilderijen en 98 nos. rariteiten naar Amsterdam
overgebracht, ten einde het nieuwe Museum, dat voor-
loopig in het Koninklijk Paleis op den Dam ondergebracht
werd, te helpen vormen. Toen nu voor ruim 100.000