1
9
ST. SEBASTIAENS- EN ST. JORISDOELEN
TE 'S-GRAVENHAGE.
BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS HARER GEBOUWEN.
(Laatste kwart 16e.le kwart 17e eeuw)
DOOR
MARG. KOSSMANN.
Eenige tot nu toe onbekend gebleven stukken, die in
de Minuut-appoinctementen der Rekenkamer verborgen
lagen, gaven mij aanleiding de geheele bouwgeschiedenis
der Haagsche doelhuizen na te gaan. Deze minuten,
tezamen met een ouder stuk der Rekenkamer en ge
gevens, die in het archief der St. Jorisbroederschap aan
wezig zijn, kunnen het door de Riemer in zijn Beschrij
ving van 's Gravenhage en door Dr. van Gelder in
Die Haghe Jaarboek 1916, blz. 9, gegeven beeld ver
levendigen en aanvullen.
De Riemer vertelt, dat het St. Sebastiaensgilde bij de
instelling der Broederschap uit tachtig, bij het octrooi van
Koning Philips uit honderd twintig personen bestond,
doch dat dit getal, bij ordonnantie van het jaar 1580
gebracht werd op tweehonderd. Geen wonder dus, dat
men toen behoefte gevoelde het Doelhuis te ver-
grooten 1
1) Ook Ising blijkt geweten te hebben, dat de St. Sebastiaens-
doelen in 1583 vergroot is. Bij zijn beschouwing over het geschil
derde plan van den Haag van 1570 op het Gemeentemuseum (Ned.
Spectator, 1885, 190) zegt hij De poort of toegang op den
Noordoosthoek van den Vijver is niet duidelijk aangegeven, zoodat
de toestand vóór de vergrooting van den St. Sebastiaensdoelen in
1583 niet helder blijkt...”.