DE OUDENBURG ONDER MONSTER.
4
Reeds sedert jaren was mij in middeleeuwsche stuk
ken de naam „Oudenburg” onder Monster opgevallen.
In de dertiende eeuw werd hier daarmede niet een be
paalde burcht aangeduid, doch eene zekere omgeving.
De burcht, die blijkens zijn epitheton van oude her
komst moet zijn geweest, was toen dus reeds lang ver
dwenen en de herinnering aan zijn bestaan was alleen
bewaard gebleven in de benaming van de streek, waar
hij in vervlogen jaren had gestaan.
Op zichzelf is dit reeds voldoende om de weetgierig
heid te prikkelen nopens hetgeen betreffende het ont
staan en verdwijnen van die burcht zou zijn te vinden.
Ten aanzien van beide punten moet ik verklaren, dat ik
ondanks ijverige nasporingen tot dusverre niets heb kun
nen vaststellen. Het ontbreken van gegevens dienaan
gaande is mij eene reden aan te nemen, dat het bestaan
van dezen burcht in zeer vroege jaren is te stellen.
Over welke gegevens wij dan wel hebben te beschik
ken, zal ik thans kortelijks verhalen.
De eerste maal, dat ik den naam Oudenburg ont
moette, is in eene oorkonde van 10 Januari 1265, waar
bij Machteld, gravin-weduwe van Holland, voor het heil
der ziel van haren geliefden gemaal, Graaf Floris IV,
aan het klooster te Rijnsburg vijf pond 's jaars schonk,
waarvoor zij verbond terras nostras jacentes in officio
de Monstra prope Oudenburgh. De gravin verzocht aan
de abdis en het convent te Loosduinen, welk klooster
door haar en haren gemaal ruim dertig jaren te voren
was gesticht, een gedeelte van deze jaarrente te betalen,
hetgeen geene verwondering kan baren, daar dit kloos
ter hier gegoed was. Het verwierf, zoo vinden wij verder,
20 Augustus 1286 van de kerk te Voorschoten een
predium quod vocatur Wiltenburch in Monster prope