ST. SEBASTIAENS- EN
142
verscheiden
Gem. Arch., Inv. no. 283.
oplossing. De wijze en voorzienige heeren van de Reken
kamer vinden er iets op, dat vermoedelijk beide partijen
heeft tevreden gesteld.
Sebastiaen heeft zijn zin, hoeft geen duimbreed te
wijken, mag recht rooien, Joris krijgt gratis een aardig
geveltje met een kamertje erachter en hoeft geen schade
te lijden bij het noodzakelijke verzetten van
vensters.
Alleen de bepaling betreffende de hoogte van de
nokken der nieuwe huizen baart thans nog zorg. De
St. Sebastiaenschutters schijnen zich daarvoor nog eens
tot die van St. Joris gewend te hebben met het verzoek
hen te willen „accommoderen ende consenteren dat
d'selve te timmeren huysen soo hooch souden mogen
werden opgetrocken als die eygenaers van dien naer den
eysch vant werck souden menen dienstich ende oorbaar
te syn"Dit blijkt uit het antwoord van de St. Joris-
confrerie van 4 Juni 1613, waar het verzoek wordt aan
gehaald en toegestaan „mits dat die van St. Sebastiaens
doelen voornoemt eerst ende alvorens die te timmeren
huysen sullen werden begost getimmert te werden, tot
haren costen ende puyesel het voornoemde camerken
staende boven opden toorn van St. Joris doelen met
die cap vande selven toorn soo hooch sullen doen opvy-
selen ofte rysen naer advenant als die nocken vande te
timmeren huysen sullen werden geseth ende die lege
plaetsen ende distantien die door t’ selve rijsen ende
opvijselen van het voornoemde camerken inden voor
noemden toorn sullen wezen, wederomme toe doen met
selen met gelycke steenen als aen voornoemden toorn
es getimmert alles naer den eysch vant werck, ende het
cleine wenteltrapken daer mede men alsnu vande solder