DE AAP VAN 1777. 153 achter het behangselpapier. Nat gemaakt met een spons, zag men dat er een aap op was afgebeeld. Restauratie diende in dit geval beproefd te worden en inderdaad bleek de schilderij na verdoeking nog vrij gaaf. De Rijksschilderijhersteller Traas verrichtte de restauratie voorzichtig en nauwgezet. Het resultaat was het ver schijnen der schilderij, die bij deze regels staat afge beeld. Zij meet 174 X 110'/2 c.M. en is gemerkt: „T.P.C. Haag pinx. ad. viv 1777”. Deze schilder Haag, geboren te Cassel 1737, was hofschilder, teekenonder- wijzer der pages en Directeur van het Stadhouderlijk schilderijenkabinet dat de kern vormt van het tegen woordig Koninklijk Kabinet van Schilderijen in het Mau- ritshuis. Haag heeft in 1795 lijdelijk moeten toezien, toen de Franschen de meesterwerken van het Kabinet naar Parijs brachten. Hun terugkeer, in 1815, heeft hij niet beleefd, aangezien hij in 1812 overleed. Het lijdt geen twijfel, of onze apenbeeltenis stelt de ongelukkige vrouwelijke orang oetan voor, waarover in 1777 de vele onaangenaamheden zijn voorgevallen, door Mazel in 1909 aan de lezers van dit jaarboek bericht. Het beest is door Haag afgebeeld, staande vóór het gedeelte van een ingangspoort, waarop zijn beeltenis, in den grauwen steen gehouwen, een tweede maal voor komt. Men ziet hem daar met een lepel van een bord eten, terwijl een beker naast hem staat en een deken vóór hem ligt. Met deze toegift bij het eigenlijke apen portret wil Haag de menschelijke eigenschappen van het dier illustreeren, die mede in het door Mazel ge publiceerde zijn opgesomd. De afbeelding van den staan- den aap is blijkbaar op natuurlijke grootte. De grootste lengte is 103 c.M., de kop is 21 c.M., de uitgestrekte arm 69 c.M. lang. Deze maten kloppen vrijwel met die welke A. Vosmaer, de Directeur van den toenmaligen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1934 | | pagina 177