HET DOMINICANERKLOOSTER IN DE JAREN 1550-1560 5
2) In het Jaarboek van „die Haghe" 1907 blz. 359 e.v. komt
een zeer mooie en uitvoerige geschied- en bouwkundige beschrijving
voor van deze kerk door Adolph Mulder.
lijk zijn grootsten bloei beleefd. In die jaren althans werd
de bouw van de groote kloosterkerk voltooid. De aanvan
kelijk kleine kerk, uit het einde der 15e of het begin der
16e eeuw, bestaande uit een enkel schip, waarbij zich het
priesterkoor aansloot, werd later met uitgebouwde kapel
len vergroot. Deze werden echter weer afgebroken en de
groote verbouwing, die omstreeks 1540 plaats vond,
schonk de Kloosterkerk een tweede schip en de drie groote
kapellen aan de Zuidzijde, de zijde van het Voorhout.
Deze kapellen met hare topgevels en fraaie ramen zijn
een kenmerk van den typisch-Hollandschen kerkstijl der
15e en 16e eeuw.1
Een vierde, doch kleinere kapel, ook met topgevel en
zadeldak werd later aan de Oostzijde der reeds bestaande
kapellen aangebracht. Dit moet geschied zijn tusschen de
jaren 1554 1567 wat af te leiden valt uit twee schil
derijen in het Haagsche Gemeente-Museum, beide voor
stellende den Vijverberg met het Voorhout in vogelvlucht.
Op het eerste, dat van 1554 dateert, komt deze kapel nog
niet voor. Op het tweede van 1567 ziet men de kapel met
topgevel, gelijkvormig, zij het iets lager dan de drie
groote kapellen, samen vormende een schoon architek-
tonisch geheel.
In dezen vorm bleef zij echter niet lang bestaan. Op
alle latere afbeeldingen van 1570, 1616 en die in de
Riemer’s „Beschrijving van ’s-Gravenhage" mist zij den
topgevel en leunt met een schuin of lessenaarsdak tegen
de andere kapellen aan.
Den reeds geciteerden Adolph Mulder moeten, toen
hij zijn artikel over de Kloosterkerk schreef, de beide