EEN VERGETEN CORPS
137
luitenant-kolonel,
k
x) De vermelding E. C. Faber van Riemsdijk moet op een ver
gissing berusten. Uit alle overige stukken blijkt, dat bedoeld wordt
J. C. F. v. R., bekend uit de woelige dagen van November 1813
als adjunct-maire van den Haag.
van Zoelen van Ridderkerk”. Vanzelf sprekend hebben
deze Gardes d’honneur niets gemeen met hun naamge-
nooten in den Franschen tijd, gerecruteerd uit de voor
naamste geslachten des lands en tot den dienst ge
dwongen.
Voor het eerst treffen wij het corps aan in het Besluit
van den Souvereinen Vorst van 23 Maart 1814, no. 27,
waarbij „Gezien de voordracht van Onzen Commissaris
Generaal van Binnenlandsche Zaken omtrent de formatie
van den Staf van het bij de Schutterij der stad 's-Gra-
venhage op te rigten Corps Cavallerie” tot Commandant
van het corps met den rang van luitenant-kolonel en tot
ritmeester met den rang van majoor benoemd worden de
Heeren C. C. V. van Boetzelaer en E. C. Faber van
Riemsdijk.
Uit het reglement voor de organisatie, dat den Com
mandant op 30 Maart 1814 door den Commissaris voor
de Monden van de Maas wordt toegezonden, blijkt, dat
de formatie als volgt zal zijn:
de commandant met rang van
een ritmeester met rang van majoor,
twee brigadiers met rang van ritmeester,
twee onder brigadiers met rang van eerste luitenant,
dertig a twee en dertig gardes met rang van tweede
luitenant.
Uit correspondentie met het Gemeentebestuur gevoerd
blijkt, dat een trompetter aan het corps was toegevoegd.
De brigadiers en onderbrigadiers werden door het corps
verkozen.