EEN VERGETEN CORPS
140
„Heeren gelegenheid te geven hunne hulde te bewijzen
„aan Zijne Majesteit den Keizer aller Russen, wanneer
„deze doorluchtige Monarch de Provintie van Holland
„met zijne hoge tegenwoordigheid zal vereeren”.
Ook de Secretaris van Staat van Binnenlandsche Zaken
geeft als zijn wensch te kennen, dat bij het bezoek van
den Tsaar Z.M., zoo verre dit maar eenigszins conve
nieert, door de Gardes d’Honneur der steden wordt inge
haald, vergezeld en uitgeleid. Of van de diensten der
Haagsche Gardes op den 2en Juli, den dag van het be
zoek, gebruik gemaakt is, is mij niet gebleken, waarschijn
lijk niet, want de Rotterdamsche Heeren, ten getale van
ongeveer 25 man, moesten, zeker tot hun groote teleur
stelling, toen zij aan het IJsselmondsche Veer opgesteld
stonden, vernemen, dat Z.M. van alle eerbewijzen en het
geleide der H.H, Gardes d’Honneur te paard onder het
commando van den Heer Groeninx van Zoelen van
Ridderkerk verschoond wilde blijven.
Woensdag de 26e October 1814 werd voor de Haag
sche Gardes een dag van gewicht. Dien dag toch werd
het corps op het stadhuis verwacht tot het afleggen van
den eed. De notulen van het Provisioneel Bestuur der
stad vermelden hieromtrent:
„Ter vergadering gecompareerd zijnde het corps
„Guarde Elite Cavallerie der Schutterij, tot het afleggen
„van den eed; hebben de Leeden van hetzelve ieder afzon
derlijk, ingevolge het Reglement der Schutterij den Eed
„in handen van den Heer President afgelegt.
„Waarna de Heer President ter dezer gelegenheid een
„aanspraak aan dezelven heeft gedaan, van den navol
genden inhoud:
„Het verstrekt dit Bestuur tot geen gering genoegen
„op heden te hebben mogen in den eed nemen een Corps,