EEN VERGETEN CORPS 146 Nog éénmaal ontmoeten wij de Haagsche Gardes en wel bij de opheffing van het Corps. Den 20en Juli 1816 doet de Heer Faber van Riemsdijk een request aan den Koning presenteeren, houdende zijn verzoek om eervol ontslag. In dit request zet de Heer van Riemsdijk boven dien uiteen, dat het Corps zoo zwak is geworden, dat het niet meer in staat is eenigen dienst te presteeren. Tevens blijkt, dat de Heer Baron van Boetzelaer reeds eerder ontslag verkregen heeft. In het desbetreffend advies van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 27 Sep tember, no. 53, stelt deze niet alleen voor het gevraagde ontslag te verleenen, doch tegelijkertijd het Corps, dam den 12en September 1815. Bij zijn vertrek geeft de Com mandant een certificaat af, waaruit blijkt, dat hij gedu rende den tijd van vijf maanden zijn dienst met ijver, trouw en accuratesse heeft waargenomen en in zijn instructie getoond heeft den dienst volkomen te verstaan, terwijl zijn gedrag onbesproken is geweest. De goede bedoelingen van onze Gardes en hun toe gewijd oefenen worden echter in Juni met ondank beloond. Ik vind toch het ongedateerde ontwerp voor een brief (de geadresseerde wordt niet genoemd), waarin het Corps zich erover beklaagt niet de eer te beurt gevallen te zijn op een gehouden revue door den Koning geïnspecteerd te zijn. Het betreft hier de revue in de Maliebaan gehou den op Zaterdag 24 Juni 1815 ter eere van de herdenking van den slag bij Waterloo den 18en daaraan vooraf gaande. Ik weet niet, of deze brief verzonden is en of er op geantwoord is. Op welke wijze het incident ook gesloten moge zijn, het heeft geen invloed gehad op de oefening van het Corps, want, zooals hiervoor werd opgemerkt, vertrok de instructeur eerst in September.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1935 | | pagina 167