VAN DEN BINCKHORST 15 geaarzeld Gelder over de 2) Die Haghe, 1916, biz. 48. Dr. H. E. van St. Jorisdoelen. geaarzeld van dezen met het Keizerlijk zegel bekrach tigden vrijbrief gebruik te maken. Reeds den derden November verschenen zij voor den Keizerlijken notaris Antheunis van Male te Antwerpen om hun uitersten wille wettelijk vast te doen leggen. Zij konden kort zijn. „Eendrachtig ende met wel gedelibereerden zinne” ge lijk de notaris getuigt, gaven zij te kennen, den overleven de van beiden als universeel erfgenaam te willen be schouwen. Op den Binckhorst schijnen zij zich weinig te hebben opgehouden; slechts bij bijzondere gelegenheden, zooals het in ontvangst nemen van de pachten. Weinige ge lukkige jaren hebben zij maar gekend; dan volgde een leven vol rampspoeden. Willem was, naar hij zelf mee deelt, op zijn veertigste jaar al oud en grijs en bezocht door het „pootje”; kleine en groote onaangenaamheden met zijn omgeving maakten hem het leven zuur. Zoo rees er b.v. een kwestie tusschen hem en andere leden van het Hof naar aanleiding van een uitnoodiging voor een schuttersmaaltijd, waarbij de afgevaardigden van de schutters duidelijk lieten merken, dat zij van Snouc- kaert’s aanwezigheid niet gediend waren2). Aanvan kelijk vond hij eenige voldoening in het schrijven van een boek over het leven van Karei den Vijfde, dat in 1559 te Brugge gedrukt werd. Omstreeks dien tijd zal hij van het Binnenhof naar de Nieuwstraat over het Stadhuis zijn verhuisd. Ook hier achtervolgde hem het noodlot. Door onbekende omstandigheden slaagde hij er al lang niet meer in uitgaven en inkomsten met elkaar in over eenstemming te brengen. Kenmerkend is, dat hij een rentebrief, van Jacob ontvangen, zonder verwijl op Maer-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1935 | | pagina 27