HONDERD JAAR UIT DE KRONIEKEN
16
ten overdraagt, ter delging van zijn schulden en dat zijn
huis te Beverwijk gerechtelijk verkocht moest worden.
Maar bovenal werd het echtpaar getroffen door het ster
ven van hun kinderen. Het oudste, een meisje, was
slechts veertien maanden geworden. Alsof dit alles niet
genoeg was. bleken er bij de ziekte van Vrouwe Johanna
in 1562/63 moeilijkheden te ontstaan naar aanleiding van
den Binckhorst, welk goed meer dan honderd jaar in het
bezit van de familie Pous was gebleven, maar bij Johan
na’s verscheiden op haar echtgenoot zou overgaan. Toen
die ziekte n.l. een ernstig verloop nam, verwisselde Tante
Josijna een zuster van wijlen Joost haar bagijnen-
gemeenschap te 's Gravenzande voor het huis in de
Nieuwstraat om haar geliefde nicht te verplegen. Lang
voor het huwelijk bestond er reeds een hechte vriend
schap tusschen de twee en Johanna had zelfs geruimen
tijd bij haar tante te 's Gravenzande doorgebracht. Haar
overkomst beteekende dus het opnieuw aanknoopen van
oude banden. Een wanklank vormde de groeiende on-
eenigheid over de bestemming van den Binckhorst. Maar
men scheen tot een overeenkomst gekomen te zijn, toen
den tienden Februari '63 de echtgenooten, hoewel: ,,bey-
den sieck van lijff” zooals het in het officieele stuk
heet genoeg kracht hadden gevonden om voor den
notaris van het Hof van Holland te verschijnen ter
aflegging van de verklaring, dat hun testament van 1551
onveranderd bleef.
Mocht Tante Josijna niet zooveel belang bij het bezit
van de ridderhofstad hebben, Lodewijk Pous van den
Binckhorst, een neef van Vrouwe Johanna, bekeek de
zaken een ietsje anders en deed ernstige pogingen, zich
van dit deel der erfenis te verzekeren. En hij liet niet na
op het gevoel van Tante Josijna te werken, voor wie de
vervreemding van het geslacht wel zwaar woog. Want