VAN DEN BINCKHORST 17 2 al was de Binckhorst sedert 1308 een leen van de Gra felijkheid, na 1414 kreeg het geheel het karakter van erfgoed. 1Deze omstandigheden moeten voor Josijna zeker punten van overweging uitgemaakt hebben. Toch stond zij in zooverre aan Willem’s zijde, dat zij hem het vruchtgebruik wel gunde. Dit vormde waar schijnlijk den grondslag, waarop men tot overeenstem ming gekomen was. Den negenden April werd Jan Wolff, notaris van den Hove, bij Vrouwe Johanna ge roepen en ten derden male, ten overstaan van Clemens Jansz, kapelaan van de St. Jacobskerk, Evert van Steen- berch, Willem Lambertsz. van Steenwijk en haar zwager Jacob Snouckaert, bevestigde zij haar testamentaire be schikkingen. Men voelt in deze herhaalde van rechts kracht voorziene verklaringen iets van de onzekerheid omtrent den loop der dingen, waarin zij verkeerde en de behoefte, een en ander onherroepelijk vast te leggen. Spoedig na deze gebeurtenis overleed zij in het bewustzijn alles gedaan te hebben om moeilijkheden te voorkomen. Met den voornaamsten tegenstander had zij echter niet afgerekend en dit liet niet na zich te wreken. Eenige dagen na haar dood vervoegde Lodewijk zich bij den Leenhof van Holland en liet zich verlijen met de ridder hofstad en zijn toebehooren. Twee dagen na hem ver scheen Willem Snouckaert voor genoemd college en werd met den Binckhorst verlijd na overlegging van 's Keizers verlof en Vrouwe Johanna’s testament. De Binckhorst bevond zich in een hoogst eigenaardigen toe stand. Om goed te doen uitkomen wie de eigenaar was, betrok Willem het kasteel. Niet voor lang, want Lode wijk zag in dit gebaar een soort oorlogsverklaring. Krijgs- 1) Jan van Zwieten droeg de Binckhorst in 1464 over aan Dirk Pous Sybrantsz, griffier van den Hove.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1935 | | pagina 29