VOOR DE HAAGSCHE VERSTERKINGEN
39
in staat zouden zijn eventueele aanslagen af te weren,
wat het geval zou zijn na het aanleggen van een be
hoorlijke versterking. (Zie het artikel van Dr. H. E. van
Gelder in den jaargang 1924). Doch bovendien vindt
het jaartal 1603 een bevestiging in een post der Haag-
sche tresoriersrekeningen, welke zoowel Dr. Van Gelder
als Dr. Moll over het hoofd schijnt te hebben gezien.
In dat jaar werd n.l. betaald „aan Hans van Groll, inge
nieur, de somme van dertich ponden uyt zaecke hij den
Hage binnen de grond van den huyse ende plaetsen heeft
afgetrocken ende voorts rontsomme in bolwercken affge-
beeldet ende afgesett ende daer van caerte aen Burge
meesters gelevert.” (Afgedrukt in Oud Holland XXX,
1912, blz. 108).
De conclusie ligt voor de hand, dat I géén origineel
is doch een kopie naar dit plan van Hans van Grol!
(verder A genoemd), welke kort na 1610 vervaardigd
is en waarin de topografische gesteldheid van Den Haag
tot het tijdstip van het vervaardigen is bijgewerkt. Dan
wordt ook het opschrift op II op I is de rechter car
touche, als gezegd, niet ingevuld duidelijk. Dr. Moll
wist met de woorden „Schets van de Fortificatie van
den Haeghe soo die was in ’t Jaer 1603” geen raad.
Men zou daaruit afleiden, schrijft hij, dat wij niet met
een fortificatie-pZan doch met de afbeelding van een
bestaande omwalling te doen hebben, ware het niet dat
wij met volkomen zekerheid weten, dat zulke vesting
werken nimmer hebben bestaan. Welnu, wij hebben zoo
wel in I als in II inderdaad een afbeelding te zien, alleen
niet van een uitgevoerde fortificatie doch van een pro
ject daartoe. Het woordje „die” in het opschrift heeft
niet betrekking op „fortificatie” doch op „schets”. Maar
zij moeten toch afwijken van A, zal men tegenwerpen,
aangezien de Turfmarkt in 1603 niet bestond. Zeker.