VOOR DE HAAGSCHE VERSTERKINGEN
43
F. Vermeulen, a.w. II, bl. 421.
Stevin”, te eerder daar bekend is, dat deze vestingbouw
kundige tezelfder tijd volgens hetzelfde stelsel de ves
tingwerken van de zeehaven Vlissingen vernieuwde.
Vermeulen’s toeschrijving, dit bleek hiervóór, is niet
juist, maar men mag wel als vaststaand aannemen, dat
Hans van Groll Stevin’s in 1594 verschenen „Sterckten-
bouwing” ijverig bestudeerd heeft.
Ten slotte waag ik, hoewel leek op vestingbouwkundig
gebied, de vraag, of wij het Haagsche versterkingsplan
nu wel zoo heel serieus moeten opvatten. In zijn mathe-
matischen bouw van een zuiver regelmatigen veertien-
hoek maakt het wel erg den indruk van studeerkamer-
werk. Ook in Den Haag waren er toch nog wel voldoen
de niveauverschillen, tusschen de noordelijke en zuidelijke
veengebieden en de rij centrale binnenduinen, dat daar
van eenigszins partij had kunnen worden getrokken. Het
bestaan van de naar buiten voerende wegen en wateren
wordt volkomen genegeerd. Terwijl elders de wegen,
zoo zij al niet over een ravelijn werden geleid -ook
waar deze overigens ontbreken als te Klundert of Wil
lemstad dan toch in den regel zoo goed mogelijk
gedekt werden, doordat men de bastions zoodanig
bouwde dat de stadspoort juist in het midden der cour-
tine kwam te liggen, bemerkt men hiervan bij ons plan
niets. Geen bastion ligt een voet van de plek, waar het
volgens de regels der meetkunde behoort. Zegt het wel'
licht ook iets, dat Hans van Groll met dertig pond werd
af gescheept, terwijl Middelburg vijftig jaar eerder aan
Pasqualini vijfhonderd carolus gulden betaalde voor het
ontwerpen van een fortificatie? Zouden de schalksche
heeren van de Haagsche vroedschap, die na den brief