EEN STRIJD OVER HET GEBRUIK 52 hoort, oft van de gaven des ghenen, die sich schijnt wel of qualick daer in ghequeten te hebben: soo ’t bij de meeste gaet, in 't vragen naer gesondheijd en tijdin- ghen; in t voordoen van niewe kledinghen; in 't be klappen„Denckt, wat een’ stichtinghe de Orgel- noten in dat gedrangh brenghen; oft sij de koude klee- deren, als men seght, wel raecken van eenen hoorens- moeden hoop menschen, die all doende soo geseght is, om 't seerste ter Kercke uijtdringhen Endtelick een besluijt als 't voorspel was; daer de koster ende wei- nighe kreupelen alleen in deelen. Soo eindight dat stichtingloose gebaer Ook tegen het wekelijksch orgelspel fulmineert Huy gens krachtig. ,,Des Avonds om sess uren roept men ledige ende onledige ter Kercke. De ledighe weten haere hoecken van ontmoetinge ende stellender sich ter neder. Wat daer wijders omgaet, tusschen jonger bloed, onder de gunst van donkere hoecken ende een ghe- stadigh geluijd, is naer te dencken Na deze afkeuring van de wijze, waarop in Huygens’ tijd in de Hervormde kerk het orgel gebruikt werd, gaat Huygens na, wat dan wel de voorkeur verdient. Hij komt tot de conclusie, dat het gebruik, zooals dit in Engeland geschiedde, verreweg de voorkeur ver dient. Hij wil: ,,de Orgelen niet alleen behouden, maer oock nieuwe maken, tot het dagelicksche ghebruijck onser Kercken”. Zulk een gebruik acht hij .eerlijk” tegenover God en „nuttig” en „vermakelijk” voor de menschen. Aan de verdediging van het eerste punt wijdt Huy gens een groot deel van zijn boekje en komt tot de conclusie, dat ook in de Hervormde kerk het orgel tot Gods eer gebruikt kan worden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1935 | | pagina 67