EEN STRIJD OVER HET GEBRUIK
54
1) Bij Aert Meuris, boeckvercooper, 1641.
en de magistraten van zeer veel
van het orgel weder invoerden,
„genoeghsaem als afgodendie-
„Responsa prudentum ad auctorem dissertationis de
organo in Ecclesiis confoed. België”.
Maar Huygens vond ook bestrijders.
Van dezen noemen we den Hagenaar Jan Jansz.
Calckman. Deze hoogbejaarde Hagenaar gaf een boek-
ske uit onder den titel „Antidotum. Tegengift van 't
gebruijck of ongebruijck van ’t Orgel"1). In dit ge
schrift trok Calckman krachtig tegen Huygens te velde.
De kerkeraad van ’s-Gravenhage achtte het noodig
om Calckman voor het schrijven van zijn boekje ter
verantwoording te roepen. Het resultaat hiervan blijkt
uit de Resoluties van bedoelden kerkeraad van 20 De
cember 1641.
Daarin geeft genoemd college als zijn oordeel:
le. dat Calckman zijn boekje heeft uitgegeven zonder
het vooraf te laten visiteeren, wat zijn plicht was ge
weest;
2e dat hij op verschillende plaatsen de Zuidholland-
sche Synode, in 1638 te Delft gehouden, „niet alleenlyck
presumtueuselijck condemneert ende hare meyninge
ende woorden te verre uytbreit: maer oock de particu
liere leden van die Eerw. Vergaderinghe soo hatelyck
scheldet, als de Openbare Bespotters ende gheslaghen
Vyanden van de Kercke nauwlicx oyt meerdere hebben
gedaen”;
3e. dat hij de kerken
plaatsen, die het gebruik
heeft veroordeeld en
naers uytkrijt”;
4e. dat hij de stof zóó heeft behandeld, dat hij daarbij
„geen kleyne aenleydinghe geeft tot eene sorgelycke