EEN STRIJD OVER HET GEBRUIK
56
keel.
Orgelisten
tegen een ander werk van Huygens het licht had doen
zien. Bedoeld puntdichtje luidt als volgt:
,,De snaer van een ontstelde veel
Bestaet weerom mijn oor t'onstellen,
Wat komt mij dese Calckman quellen?
Het zyn een-galghighe gesellen.
Het zijn doctoren sonder scheel,
Een touw, een touw voor keel en
Sij konnen beid’haer naem niet spellen,
Sij schrijven L. en E. te veel.”
Een krachtigen stoot tot meerder gebruik gaf de in
voering van de nieuwe psalmberijming, en later, die van
de evangelische gezangen. Langzamerhand werd het
gebruik zoo goed als algemeen.
Zóó hebben tenslotte de Orgelisten” het pleit ge
wonnen.
Aan onzen grooten Hagenaar Constantijn Huygens
komt de eer toe, dat hij door het schrijven van zijn, ook
in onze dagen nog zoo lezenswaardig, boekje onder deze
een der krachtigste strijders is geweest.