409 het gemeene Land fl. 20.
410 en erf.
DE FREDERIKSKAZERNE TE 'S-GRAVENHAGE
76
Kazerne, schuur
Men vergelijke het op vele punten afkeurende rapport
van 20 April 1770 door Johannis van Gogh en
Jacobus Amiabel, „Meesters Timmerlieden en
Schrijnwerkers” met de gunstige uitspraak d.d. 24 April
d.o.v. van J. V. R o o ij e, „Contrarolleur van ’s-Hage”
en G. van der Linden, „Opziender des Graaflijk-
heijds en Haar Ed. Mog. werken”, al hadden deze beiden
ook „in deselve Stallen geen Cabinet Werk gevonden
(ook niet gesogt)”.
II. De kazerne in den Franschen tijd.
Zoowel vóór als tijdens de Fransche overheersching
moet de latere „Frederikskazerne” tot onderbrenging van
Cavalerie hebben gediend. De Prinselijke Lijfgarde im
mers was zooals wij zagen een eskadron, welke
benaming uitsluitend bij het Ruiterwapen voorkomt en
ook het vergrootingsproject van 1812 spreekt van „La
Caserne de Cavalerie a la Haye”.
De troepen zullen voorts, ongetwijfeld reeds van den
aanvang af, in de nabijheid van hun paarden gehuisvest
zijn geweest. Waar die „Kazerne” heeft gestaan, is ons
niet met zekerheid bekend geworden, al bevat het Ge-
meente-archief eenige aanwijzingen daarvoor.
Zoo leest men in het verpondingsregister van het jaar
1806:
„Op eigendommen:
aan het Einde van
Slop lopende
Zt. zijde
410/11 Stalle van de Garde du Corps fl. 116.14. (ver
volgt de tuinen en Boerenhuize benoordenhout en Mal
lemolen).”
de Laan over een Bruggetie het
na den Denneweg en Mallemolen