LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
93
pestelentie es ende vandaer wederomme hier commen,
mede brengende van dair vuyten zelve huysse men-
schen, kinderen, cleederen, victuaelge ofte andere goe
den deur welcke frequentacie ende overbrengen een
vlecke lichtelicken sonde geïnficeert werden”. Daarom
wordt aan zulke personen geboden „in den Hage nyet
te commen ofte enygen goeden ofte anders als voorsz.
es alhier te brengen ten waer hij certifficatie brochtte
datte selfde siecte binnen sulcken huysse gecesseert
hadde over den tijt van ses weecken opte boeten van
thien pondt ende arbitraele correctie”.
Aan alle uitdragers en uitdraagsters wordt verboden
uit het huis van een pestlijder iets te koopen of te ver-
koopen binnen twaalf weken op straffe van tien pond
en verbanning voor den tijd van drie jaar.
Dezelfde straf en verbanning treft hen, die van buiten
af uit het huis van een pestlijder in Den Haag komen,
hetzij zij de markt willen bezoeken of niet. Heeft men
geen geld om de hooge boete te betalen, dan zullen
schout en schepenen zulk een persoon „arbitralick cor
rigeren nae gelegenheyt van der saicke”.
Uit de voorafgaande bepalingen volgt, dat als er
iemand aan pest kwam ziek te liggen in een huis, waarin
een nering werd uitgeoefend, het bedrijf onmiddellijk ge
durende zes, later twaalf weken moest worden stopgezet.
Zelfs als men den pestlijder onmiddellijk naar het pest
huis liet vervoeren, dan nog „sullen de voors. persoonen
gehouden wezen haerluyder neringe te laeten ende hem-
selven te absenteren ende te houden uyten volke, de
Groote Kercke, die kercke te Hove ende alle Goidshuys-
sen den tijt van veertien daghen”.
„Mer indien zij devocie hebben misse te hooren, sullen
binnen de voors. veerthien dagen mogen gaen in de cap-
pelle opte Geest”.