LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
99
zoe verde zij naemaels schoen
moeghen naer hem nemen,
geschouwen worden”.
Voordat leprozen konden worden opgenomen, moesten
zij een z.g. vuilbrief toonen, d.w.z. zij moesten een ver
klaring overleggen van de meesters of gezworenen van
de Sint Jacobskapel buiten Haarlem, dat zij besmet waren
bevonden. Voordat zij als genezen ontslagen konden wor
den, moesten zij door dezelfde meesters „schoen geschou
wen” zijn, d.i. voor genezen verklaard. De graaf had in
1413 n.l. bepaald, dat in Holland zoowel het vuil schou
wen als het schoon schouwen alleen door de meesters van
de genoemde kapel mocht geschieden.
Alle leprozen, die opgenomen worden, moeten naar de
mate van hun krachten, het een of ander werk doen op
aanwijzen van den binnenvader of moeder, die aan het
hoofd staan van de inrichting, „vrouwspersonen sullen
gehouden weesen het huys proffijt te doene met nayen,
spinnen ofte anders.”
Zieken, die vrijwillig het huis verlaten, mogen niet meer
opgenomen worden. Als zieken, in het Leprooshuis ver
pleegd wordende, met elkaar willen huwen, „sullen beyde
gaeder terstont ende metter daet thuys verlaeten ofte de
facto bij den officier daer vuyt gestelt worden". Evenzoo
zal het gebeuren met zieken van beiderlei kunne, die
„oncuyselycken mit malcanderen converseerden, sulcxs
dat geschaepen soude zijn, dat zij bij den anderen kinde
ren souden moeghen procreren”. Degene, die aldus het
huis verlaten of er uit gezet worden, „sullen in den Haighe
noch in Haechambochte nyet moeghen gaen bedelen op
correctie van den gerechte”.
Het Leprooshuis is geen huis, waar met lepra besmette
bedelaars mogen overnachten. Hoewel er in die eeuwen
vele besmette bedelaars rondzwierven, werden ze toch
niet, zelfs niet voor één nacht, opgenomen, „item zoe en