LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW 103 de poppekens” is midden 17e eeuw voor enkele leprozen had plaats in Juli en ging door het van het Westland gaven in natura in ontvangst genomen, meest kaas. Men trok er dan trouwens ook niet op uit met poppen en een speelman op den wagen; dat was alleen met carnaval ge woonte. Ook deze tweede uitgang of bedelpartij is mid den 17e eeuw in onbruik geraakt, waarschijnlijk omdat er toen zoo goed als geen leprozen meer verpleegd behoefden te worden. Op den oorsprong van deze „bede” komen we zoo aanstonds nader terug. Alle zieken „zullen te goeder mitten anderen eeten ende drincken; voorts zal elck sieck mensch alle daeghe heb ben drie pinten biers ende nyet meer dan bij ordonnantie ende believen van den meesters”. Ze moeten tevreden zijn „mit alsulcken spijsse ende drancke als men daer ordi- narie in den huysse voor hemluyden koecken ende tappen zal ende zullen mitte bewaernisse van dien laeten be- werden die moeder van den huysse, sonder in den kelder, bottelrie ofte tresoer daer spys ofte drancke es, te moeghen commen ofte gaen”. De provisiekelder is dus verboden terrein voor de leprozen. Als het winter is „tusschen Sinct Bavendach ende groote Vastenavond, als men die deuren gesloeten heeft, soe zal men een goet vyer aenleggen int voors. huys ende een kaersse ontsteecken daer zyluyden bij malcanderen tsamen eeten ende drincken zullen ende als die kaersse selfde aelmissen hetzij geit ofte anders sullen distribueren naer behoeren mits van tselfde geit, dat zijluyden sulcxs gecregen zullen hebben houdende voort sieckhuys een hooftdeel, sulcxs dat van ouden haercommen altoes die costume es geweest”. Deze „collecte van afgeschaft. De tweede uitgang het eind van Juni of het begin van Westland. Dan werden bij de boeren

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 111