BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH. 106 Gemeente-archief O.a. 1361 III fol. 25. juist besproken ordonnantie werd uitgevaardigd, werd door de Magistraat tevens een overeenkomst gesloten met Cornelis Suys, heer van Rijswijk, over de opname van leprozen uit Rijswijk in het Haagsche Leprooshuis1). Tot nog toe had Rijswijk, als behoorende onder het baljuw schap Rijnland, zijn leprozen gezonden naar het Leproos huis te Leiden. Maar nu was door Philips II de hooge heer lijkheid van Rijswijk aan Cornelis Suys gegeven, waardoor het van het baljuwschap Rijnland gesepareerd werd. In dit contract wordt overeengekomen ,,als dat die voors. leproesmeesters tallen tijden ontfanghen zullen alle be smette van der lazarie die binnen den voors. ambachte van Rijswijck woenen ende gheboeren zijn, vallen zullen, die dselve ziecte bij God almachtich toegesonden zall werden, sonder die te moeghen weygheren”. En die opname ge schiedt op dezelfde voorwaarden als waarop Haagsche leprozen worden opgenomen. Daartegenover zullen de Haagsche leproosmeesters het recht hebben een jaarlijk- sche bede door het ambacht van Rijswijk te houden en tevens het recht om een bus in de kerk van Rijswijk te plaatsen, gelijk voordien de Leidsche leproosmeesters waren gewoon te doen. Ongetwijfeld hebben we in dit recht den oorsprong te zien van de jaarlijksche bede in het Westland. Immers het lag voor de hand, dat de overige dorpen in het Westland langzamerhand hun melaatschen ook naar Den Haag gingen zenden, inplaats van naar Leiden, dat veel verder af lag. We vinden dan trouwens ook in de rekeningen van het Leprooshuis van 1601 af, dat de dorpen in het West land geregeld betalen voor de arme leprozen, die zij in het Haagsche Leprooshuis laten verplegen. En naar het Rijs- wksche voorbeeld zullen deze dorpen dan ook een jaar-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 114